Loading. Please wait.
Een belangrijke vraag in de Psalmen is: hoe kan het toch, dat het slechte mensen voor de wind gaat en dat goede mensen onder allerlei ellende gebukt gaan? Veel Psalmen geven als antwoord: het gaat om geluk op de lange termijn. En zeker is: een mens zal gelukkig zijn als hij recht doet. Prachtig wordt dat bezongen in Psalm 73: in het eerste deel wordt met een zekere jaloerse blik opgekeken naar een mens die maar raakt leeft, maar in het tweede deel vindt de dichter zijn rust en zijn geluk. Recht doen staat steeds centraal. Nergens in de psalmen staat dat je veel moet bidden, een vroom leven moet leiden. De woorden moeten gedaan worden. Maar wie bepaalt wat ‘recht doen’ is, als jouw god niet de mijne is? Als jouw politieke partij niet de mijne is? Is rechtvaardigheid ook altijd echt rechtvaardig, of de resultante van wraak of jaloezie? En zo kun je je vanuit deze Psalmen zelfs afvragen: is er nog draagvlak voor echte democratie?
psalm 11
William Billings: The Bird: Since I have placed my trust in God
psalm 12
Mikołaj Gomółka: Zachowaj mię, o sprawco niebieskiego domu (Help, Lord; for the godly man ceaseth)
psalm 37
Anton Bruckner: Os justi meditabitur
psalm 49
Pascal de l’Estocart: Peuple oyez et l’aureilles pretez
psalm 52
Thomas Crecquillon: Quid gloriaris in militia
psalm 73
Gottfried August Homilius: Dennoch bleib ich stets an dir
psalm 75
Nicolas Gombert: Confitebimur tibi, Deus
psalm 112
Hildegard von Bingen: (Beatus vir) Qui timet Dominum
psalm 85
Ned Rorem: Mercy and Truth
psalm 101
David Lang, compositieopdracht: If I sing
psalm 144
Michel Richard de Lalande (1657-1726): Benedictus Dominus Deus meus